Recente artikelen

Insolventie en kwijtschelding van schulden. Weigering van de vordering van de curator tot algehele weigering van de kwijtschelding. Ondernemingsrechtbank Gent
23 december 2025

De rechtbank besluit uit de feiten en gegevens, zoals door Alpha Credit en de curator aangebracht, dat er in hoofde van gefailleerde sprake is van kennelijk grove fouten die hebben bijgedragen tot het faillissement. De voorwaarden tot weigering van de kwijtschelding zijn voldaan.
Het faillissement dateert van 13 december 2022. De rechtbank past dan ook het op dat ogenblik geldende artikel XX.173 WER toe.
De kwijtschelding wordt geweigerd voor de schuldvorderingen van Alpha Credit en Bank J. Van Breda & Co NV. De weigering van de kwijtschelding voor (enkel) deze specifieke schulden, is in casu het gepast rechtsherstel en vormt een aanvaardbaar evenwicht tussen verantwoordelijkheid, een fresh start en schadeherstel.

De rechtbank gaat niet in op de vordering van de curator tot algehele weigering van de kwijtschelding.

Er wordt rekening gehouden met volgende omstandigheden.
- Uit de stukken blijkt dat gefailleerde op 27 juni 2022 – vijf maanden voor faillissement - zijn woning aan een derde heeft verkocht. Uit de afrekening van de notaris blijkt dat hiermee fiscale en sociale schulden voor ongeveer 120.000,00 EUR werden aangezuiverd en dat er geen saldo was voor gefailleerde.
- Uit de stukken blijkt dat de schuld aan Bank J. Van Breda & Co NV reeds vóór deze procedure verzet tegen de kwijtschelding verder wordt afbetaald door de echtgenote van gefailleerde.

Er wordt aannemelijk gemaakt dat het passief hoofdzakelijk bestaat uit schadevergoedingen van bouwheren in het kader van conflicten.

Ook de problematiek met het personeel en de eigen gezondheid van gefailleerde wordt aannemelijk gemaakt.

Lees het vonnis

Aan het afschrift van een ondertekend document kan niet de wettelijke bewijswaarde van een onderhandse akte toegekend worden.
Cass. 1 december 2025

De appelrechter (hof van beroep te Antwerpen van 27 mei 2024) oordeelt dat:

- partijen in het document van 1 januari 2011 zijn overeengekomen om het door de eiser aan de verweerster terug te betalen ontleende bedrag van 40.000 euro te indexeren op datum van de terugbetaling;
- het niet gaat om een eenzijdige verbintenis tot betaling van een geldsom maar om een overeenkomst waarbij de eiser aanbiedt om, als vergoeding voor de toegestane lening, het geïndexeerde bedrag terug te betalen en de verweerster dit aanbod aanvaardt;
- deze passus van dit document dus niet is onderworpen aan de vormvereisten van artikel 8.21 Burgerlijk Wetboek;
- deze overeenkomst geen wederkerige, maar een eenzijdige overeenkomst is omdat enkel de eiser zich ten aanzien van de verweerster verbindt, zodat zij niet is onderworpen aan de vormvereisten van artikel 1325 Oud Burgerlijk Wetboek;
- de verweerster aan de hand van het door partijen ondertekende document van 1 januari 2011, waarvan zij een afschrift heeft overgelegd, het bestaan van de indexeringsovereenkomst bewijst.


Door aldus aan het afschrift van het ondertekende document van 1 januari 2011 de wettelijke bewijswaarde van een onderhandse akte toe te kennen, waaruit hij het bewijs afleidt van het bestaan van een indexeringsovereenkomst met betrekking tot het door de eiser ontleende bedrag van 40.000 euro, verantwoordt de appelrechter zijn beslissing niet naar recht.

Lees het arrest

Terreinen van het havengebied en toepassing WAM.
Cass. 1 december 2025

De terreinen van het havengebied zijn vrij en blijvend toegankelijk voor een welbepaalde categorie van personen die houder is van een Alfapass-kaart, zijnde de logistieke werknemers, zonder dat die personen hiertoe specifiek zijn uitgenodigd of gemachtigd, zodat die terreinen plaatsen vormen in de zin van artikel 2, § 1, eerste lid, WAM.

De appelrechter, de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen, oordeelde op 15 januari 2024 dat:
- de eerste rechter terecht in aanmerking heeft genomen dat kaai 480 waar het ongeval zich voordeed, vrij en voortdurend toegankelijk is voor havenarbeiders die beschikken over een badge "Alfapass", benevens de anderen die specifiek toestemming bekomen van de security;
- doorslaggevend voor het vallen onder het toepassingsgebied van artikel 2, § 1, eerste lid, WAM, het feit is dat de kwestieuze badge wordt verstrekt aan een categorie van personen, niet-eigenaars, die daarmee vrij en voortdurend toegang hebben tot die terreinen, zelfs indien dit enkel binnen bepaalde diensturen is, zonder dat zij hiertoe nog eens specifiek zijn uitgenodigd of gemachtigd;
- het feit dat de machtiging van een persoon kan worden ingetrokken waardoor hij vanaf dan niet meer behoort tot de categorie van gerechtigden, daaraan niets afdoet;
- de vergelijking met een private garage niet opgaat aangezien men daar alleen binnen kan als eigenaar of mits afzonderlijke toestemming van de eigenaar.

Door op die grond te beslissen dat het betreffende terrein van het havengebied een plaats uitmaakt in de zin van artikel 2, § 1, eerste lid, WAM, zodat artikel 29bis WAM van toepassing is op het ongeval, verantwoordt de appelrechter zijn beslissing naar recht.

Lees het arrest

Een niet door de bemiddelaar ondertekend 'principieel bemiddelingsakkoord' kwalificeert niet als een bemiddelingsakkoord.
Cass. 1 december 2025

1. Krachtens artikel 1728, § 1, Gerechtelijk Wetboek zijn de documenten opgemaakt en de mededelingen gedaan in de loop van en ten behoeve van een bemiddelingsprocedure vertrouwelijk. Zij mogen niet worden aangevoerd in enige gerechtelijke, administratieve of arbitrale procedure of in enige andere procedure voor de oplossing van conflicten en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis.
Behoudens schriftelijk uitgedrukte andersluidende wil van de partijen, vallen het bemiddelingsprotocol en het door de partijen ondertekende bemiddelingsakkoord alsook het eventuele document opgesteld door de bemiddelaar dat het feit van de mislukking van de bemiddeling vaststelt, niet onder deze vertrouwelijkheidsplicht.
Krachtens artikel 1728, § 4, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek worden vertrouwelijke documenten en mededelingen die desondanks zijn meegedeeld of waarop een partij steunt in strijd met de vertrouwelijkheidsplicht, ambtshalve uit het debat geweerd.


2. Krachtens artikel 1732, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek wordt een bemiddelingsakkoord, wanneer de partijen tot een dergelijk akkoord komen, in een gedateerd en door hen en de bemiddelaar ondertekend geschrift vastgelegd.
In voorkomend geval wordt melding gemaakt van de erkenning van de bemiddelaar.
Krachtens het tweede lid van die bepaling bevat die akte de precieze verbintenissen van elk van de partijen.


3. Uit deze bepalingen volgt dat zonder ondertekening door de bemiddelaar geen sprake is van een bemiddelingsakkoord, en derhalve dat een niet door de bemiddelaar ondertekend akkoord in beginsel onder de vertrouwelijkheidsplicht valt.


4. De appelrechter die vaststelt dat het door de verweerders neergelegde 'principieel bemiddelingsakkoord' niet door de bemiddelaar werd ondertekend, maar dit document niettemin kwalificeert als een bemiddelingsakkoord, zodat het niet onder de vertrouwelijkheidsplicht valt, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht.

Lees het arrest

Homologatie dading curator door rechtbank en aandeelhouder failliete vennootschap. Cass. 28 november 2025

Krachtens art. 75 wet van 8 augustus 1997 op de faillissementen gaan de curatoren over tot de vereffening van het faillissement. Zij kunnen, op de in artikel 58 voorgeschreven wijze, een dading aangaan over alle soorten rechten die aan de gefailleerde toebehoren, niettegenstaande enig verzet van diens kant.

Art. 58 bepaalt dat de curatoren, met de machtiging van de rechter‑commissaris en na de gefailleerde naar behoren te hebben opgeroepen, een dading kunnen aangaan over alle geschillen die de massa aanbelangen, zelfs over geschillen betreffende zakelijke en onroerende rechten.

Wanneer de dading betrekking heeft op onroerende rechten of wanneer haar voorwerp een onbepaalde waarde heeft of een waarde die 12.500 euro overschrijdt, is de dading slechts bindend nadat zij door de rechtbank is gehomologeerd, op verslag van de rechter‑commissaris, en dat de gefailleerde wordt opgeroepen voor de homologatie. De rechtbank homologeert de dading wanneer deze strookt met de belangen van de gefailleerde en van zijn schuldeisers.​

Uit de samenlezing van deze bepalingen volgt dat de aandeelhouder van de gefailleerde vennootschap geen hoedanigheid en belang heeft om in de homologatieprocedure tussen te komen.

Lees het arrest